Op 10 juni 2013 werd in De Standaard kritisch gereageerd op het energierapport besteld door Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). De studie zelf werd uitgevoerd door de Boston Consulting Group (BCG). In een notendop zegt het rapport het volgende. Het plan om in te zetten op hernieuwbare energiebronnen en gasgestookte centrales kost de consument geld en is slecht voor het milieu. Vanuit het perspectief van desbetreffende milieu organisatie worden deze resultaten betwist. Toch zijn die conclusies niet zomaar uit de lucht gegrepen en zijn ze goed onderbouwd.
In de kritiek op het rapport wordt beweerd dat de energieprijzen enkel maar zullen stijgen wanneer we afhankelijk blijven van “oude en weinig betrouwbare kerncentrales” en import van fossiele brandstoffen. Daar wringt al een eerste schoentje. Inzake bevoorradingszekerheid zijn kerncentrales net meer voorspelbaar dan hernieuwbare energie. Kerncentrales leveren een erg groot en constant vermogen. Zonnepanelen en windmolens zijn sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Als u denkt dat de Belgische weergoden het beter met u voorhebben dan de ingenieurs die de kerncentrale draaiende houden, dan bent u verkeerd. De nucleaire sector hanteert in België bovendien de aller strengste veiligheidsnormen inzake nucleaire veiligheid.
Op vlak van import biedt het ‘hernieuwbaar+gas’-scenario geen verbetering aangezien grote hoeveelheden gas geimporteerd moeten worden om de bevoorrading te garanderen Dat het plan ons autonomer zou maken, is dus niet helemaal correct, zoals trouwens ook in het BCG rapport te lezen valt.
Vervolgens worden kernenergie en kolencentrales over dezelfde kam geschoren. Er wordt beweerd dat beide technologiën ervoor gaan zorgen dat we ons “blauw gaan betalen”. Het tegendeel is waar. De energiecomponent in uw electriciteitsfactuur wordt ruwweg bepaald door het ‘vraag en aanbod’- principe. Dit betekent dat de prijs van de energie bepaald wordt door de werkingskosten van de duurste en dus laatst ingeschakelde centrale. Op de onderstaande figuur kan je zien dat die laatst ingeschakelde centrales net de gascentrales zijn, terwijl hernieuwbare energie, kolen en nucleair reeds goedkoper produceren. Indien er meer hernieuwbare energie, nucleaire energie en kolen zijn, dan zou de aanbodcurve naar rechts verschuiven en zou de prijs dus dalen. Men kan besluiten dat vooral hernieuwbare en nucleaire energie een gunstige invloed op de energieprijzen hebben.
Als we nu verder redeneren, en er vanuit gaan dat de kerncentrales vervangen worden door gas en hernieuwbare energiebronnen, dan zou de kostprijs van energie nog altijd grotendeels bepaald worden door de gasprijzen. De hernieuwbare energie zou een groot surplus genereren voor de producenten, waarmee ze hun zware investeringskosten kunnen afbetalen. Voor de consument verandert er echter weinig. Maar, door de geïnterconnecteerde markt in Centraal-West Europa, kunnen we energie importeren en exporteren. Dat wil zeggen dat we onze energie zullen kopen uit Nederland of Frankrijk omdat zij goedkopere energie produceren dan onze eigen gascentrales. Op deze manier worden de Belgische producenten in een onrendabele situatie geforceerd. Het huidige scenario is een dus een verbloemde middelvinger naar de Belgische energieproducenten en al hun werknemers toe.
Tot nu toe hebben we het enkel gehad over de energiecomponent in de totale prijs. Die is echter slechts verantwoordelijk voor een derde van de totale factuur. Transmissie, distributie en heffingen van de overheid bepalen de andere 66 procent van de totale kost. En het zijn deze kosten die de hoogte ingejaagd worden door hernieuwbare energie. Ten eerste moeten het elektriciteitsnet uitgebreid worden om meer hernieuwbare energie te kunnen ondersteunen. Dat vergt zware investeringen die rechtstreeks ten laste van de consument komen. Vervolgens zijn er nog de groenestroomcertificaten die moeten uitbetaald worden door de netbeheerders. Deze kosten worden ook in de nettarieven doorgerekend. De voornaamste stijging van uw factuur de laatste jaren is te wijten aan een stijging van de transportkosten en de overheidsheffingen. De energieproducenten zaten daar voor weinig tussen. Ook in de toekomst, met meer hernieuwbare energie, zal dat niet anders zijn.
Verdere kritiek op het rapport van BCG luidt dat de auteurs geen rekening houden met het feit dat ook de nucleaire productiecapaciteit vervangen moet worden. Indien men deze vervangt met gas en hernieuwbare bronnen zal dat tegen 2030 volgens het rapport 24 miljard euro gekost hebben. Het volledige nucleaire park vernieuwen zou 30 miljard euro kosten. Wat de criticaster vergeet is dat nieuwe kerncentrales wel 60 jaar zouden blijven staan, terwijl zowel hernieuwbare productie als gascentrales om de 20 jaar vervangen moeten worden, en de investeringen zich dus sneller opvolgen. Het is echter ook zo dat het huidige regulatoir kader rond investering in kernenergie het nagenoeg onmogelijk maakt om een nieuwe kerncentrale te bouwen.
We kunnen besluiten dat de meeste vormen van groene energie sterk onregelmatig zijn en daarom een grote hoeveelheid gascentrales nodig zijn om bevoorrading te verzekeren. Dit resulteert in een verhoogde afhankelijkheid van het buitenland. Verder zal de totale energieprijs toenemen door de grote investeringen in het elektriciteitsnet, terwijl de energiecomponent op de factuur in mindere mate zal veranderen. In elk mogelijk scenario zal de overgang naar hernieuwbare energie aanzienlijke kosten met zich meebrengen. VITO becijferde dat een volledig hernieuwbaar systeem 300 tot 400 miljard euro zou kosten tegen 2050.
Ten slotte is het opmerkelijk dat milieu-organisaties argumenteren om de nucleaire capaciteit te vervangen door hernieuwbare, aangevuld met gas. In de praktijk zal dat neerkomen op gas, aangevuld met hernieuwbaar. Op deze manier vervangen we een CO2-vrije technologie door CO2-producerende centrales, terwijl klimaatverandering de belangrijkste drijfveer is voor een omschakeling naar groenere energieproductie. Is de klimaatverandering eigenlijk wel nog een prioriteit voor de milieu-activisten?