Marktstructuur


Vorige maand werd bekend dat gasverkoper Antargaz dit jaar nog elektriciteit gaat aanbieden. Antargaz wil binnen drie jaar 100.000 klanten hebben. Ze vullen zo de uitgebreide lijst van bestaande leveranciers aan. Hoe kan een bedrijf plots beslissen om elektriciteit aan te bieden? Moeten ze dan zelf niet voor voldoende productie-installaties zorgen? Dit artikel antwoordt op deze vragen en geeft een overzicht van de huidige marktstructuur.

Tot enkele jaren geleden was de structuur van de elektriciteitsmarkt in Europa eenvoudig. Er was meestal één monopolist per land, die zowel de productie, transport als verkoop van elektriciteit op zich nam. Voor België was dat Electrabel. Zij hadden controle over de volledige markt van productie tot consument, waarbij concurrentie zo goed als onmogelijk was. Het spreekt voor zich dat een dergelijk monopolie nooit tot een optimale economische situatie kan leiden. De monopolist kan zijn prijzen kunstmatig hoog houden en zal weinig moeite doen om een goed contact met zijn klanten te onderhouden.

Europa is sterk voorstander om af te stappen van deze monopoliestructuur en de markt vrij spel te geven, met concurrentie tussen de bedrijven van de verschillende landen. Om die reden is de markt in België opgesplitst en vrijgemaakt. Dat betekent dat elk aspect van de elektriciteitsvoorziening door een ander bedrijf geregeld wordt. In de praktijk leidt dat tot een opsplitsing in productie, transport en verkoop. Waar mogelijk wordt concurrentie tussen verschillende spelers aangemoedigd. Het spreekt echter voor zich dat niet alle stappen geschikt zijn voor concurrentie. Het transport van de elektriciteit blijft bijvoorbeeld best een monopolie. De nodige investeringen om verschillende netten naast elkaar uit te bouwen zijn immers veel te groot.

De eerste stap in de elektriciteitsvoorziening is de productie. Die is volledig vrij: elk bedrijf dat aan de voorwaarden voldoet, kan een elektriciteitscentrale openen en koppelen aan het net. Ook windturbines en zonnepanelen behoren uiteindelijk tot deze stap, al worden ze op volledig andere plaatsen in het net aangesloten dan de traditionele centrales. In België zijn de twee grootste producenten Electrabel GDF Suez en EDF Luminus.

Na de productie moet de elektriciteit getransporteerd worden. Dat transport is in België en vele andere Europese landen opgesplitst in twee niveaus. De transmissienetbeheerder verzorgt het transport op hoogspanning. Dat hoogspanningsnet verbindt de steden, grote centrales en buurlanden op spanningen van honderden kilovolt. Zoals reeds vermeld, is het economisch niet haalbaar om hier concurrentie te voorzien. Elia is door de overheid aangeduid als wettelijke monopolist. Om ervoor te zorgen dat deze positie niet misbruikt wordt, houdt de federale regulator CREG een oog in het zeil.

Voor de lagere spanningen komen de distributienetbeheerders in beeld. Die zorgen ervoor dat de elektriciteit van de hoogspanningsleidingen tot bij de verbruikers geraakt. Dat gebeurt in Vlaanderen voornamelijk met ondergrondse kabels. De situatie voor de distributienetbeheerders is wel ingewikkelder dan bij de transmissienetbeheerder. Het is evenzeer niet logisch om verschillende netten naast elkaar te bouwen, maar om historische redenen zijn er in België verschillende distributienetbeheerders die telkens een klein gebied bedekken. Dat zijn de restanten van de vroegere intercommunales. Om voor meer eenheid te zorgen, zijn de verschillende distributienetbeheerders gegroepeerd en komen ze onder één naam naar buiten. In Vlaanderen zijn dat Eandis en Infrax. Net als bij de transmissie zorgt een regulator voor controle, in dit geval de Vlaamse VREG.

Tenslotte is er de groep bedrijven waar je als klant het meeste contact mee hebt: de leveranciers. De consument sluit met hen een contract af voor de levering van elektriciteit tegen een bepaalde prijs. De leveranciers kopen die elektriciteit op hun beurt weer aan bij de producenten en vergoeden de netbeheerders voor het transport.

De vrijgemaakte structuur die we nu kennen, laat nieuwe leveranciers, zoals Antargaz, relatief eenvoudig toe. Zij hebben immers geen eigen productie meer nodig. Dat betekent dat klanten in de vrijgemaakte structuur de mogelijkheid hebben om zonder veel problemen over te stappen van leverancier. De meterstanden, die verzameld worden door de distributienetbeheerder, moeten simpelweg aan een andere leverancier doorgegeven worden. Een ander gevolg is dat er absoluut geen verschil is tussen de elektriciteit van verschillende leveranciers. Dat zou fysisch ook onmogelijk zijn. Bijgevolg verandert een contract voor 100% groene stroom ook niets aan de elektriciteit die bij je thuis binnenkomt. Wel krijg je de zekerheid dat je leverancier voor jouw verbruik enkel contracten heeft met groene producenten. Met andere woorden: de leverancier garandeert je dat de hoeveelheid die jij verbruikt ergens ook effectief op een groene manier wordt opgewekt. In feite is veranderen van formule dus niets meer dan een boekhoudkundige wijziging.